Categorie archief: Eigen Werk

Een greep uit eigen werk in taal, beeld, en geluid.

Voor een overzicht kun je hier terecht.

Gepubliceerd gedicht in ‘Dit is ons Arnhem’

GROEN-GRIJS GEBIED

Geen heuvels; bulten
geen monumenten; panden
geen gesprekken; praatjes
geen gedoe; gedonder;

aan de Rijn maakt niemand alles mooier
maar doet niet van iets of het niets is
aan de Rijn pas je in geen enkel hokje
dan het hokje dat je bouwt

ze kunnen gedichten schrijven
verhalen verzinnen
liederen zingen
video’s maken

maar plaatsen kunnen ze ons niet

wie hier woont
pást niet in je plaatje
wie hier wonen
voldoen niet aan stigmata

dit is geen Randstad
geen periferie
dit is de Rijnstad

we zijn een groen, we zijn een grijs gebied

Onbedoeld nog mooier

Je bent dat meisje uit de klas
dat niet het mooiste is
omdat ze iets op haar gezicht heeft zitten
– waarvan later zal blijken
dat juist dat haar zo mooi had gemaakt

je bent die kat met dat manke pootje
in het asiel die iemand
met een bepaalde leeftijd toch kiest
omdat hij begrijpt dat die het bijzonderste is

je bent dat kapotte kistje
dat jaren wordt bewaard
om teruggevonden en weer trots
gebruikt te worden

je bent die onscherpe foto
die toch het plakboek heeft gehaald

je bent zo mooi
met ergens iets dat niemand
dacht te willen zien

wat je onbedoeld nog mooier maakt.

Motus in Amatum

Weet je nog die dagen
waarop we kuilen groeven op het strand
dat we gilden om de kwallen
onze haren vol met zand?

Weet je nog die dagen
dat we krijtten op de muur
we over zebrapaden sprongen
al het zwarte was het vuur

Weet je nog die dagen
dat we kusten op de gang
ogen dicht en borst vooruit
onze dagen waren lang

Weet je nog die dagen
dat we dronken op het dak
dat we dronken dronken dronken
dat we alle dagen brak

Weet je nog die dagen
dat we sliepen tot zes uur
dat we samen pizza aten
het brood was groen, de melk was zuur

Weet je nog die dagen
dat jij huilend voor de deur
dat alles waaraan ik rook
doordrenkt was met jouw geur

Weet je nog die dagen
onze tandpasta in een beker
het geld was bijna op
en mijn pa de gulle gever

Weet je nog die dagen
mijn opa was niet meer
ik schopte en ik sloeg je
maar jij gaf geen verweer

Weet je nog die dagen
de mijne waren op en leeg
ik hield het voor gezien
je pakte mijn hand
sloeg in mijn gezicht
aaide mijn rug

Weet je nog die dagen
jij gaf mij mijn leven terug

(2014)

Voor Kouwenaar

Staand op de zolder van de hoogste kerk in de provincie
staar ik in de vertes

hoe een wolkendek zich losweekt van de hemel
(zo anders dan mist)
maar nog niet gaat liggen

hoe een vogelspotter een figurant wordt
hoe alles zo klein en zo dichtbij lijkt

hoe de stad zich van boven toont als een naakte vrouw
en ze voor me ligt
hoe ze zwijgt, ze zwijgt
hoe de stad volledig zwijgt

EEN ROTKIND OP EEN DAKTERRAS

Een trutje met haar yogamatje
op haar rug gebonden
stapt haar zelfverzekerde passen

terwijl minderjarige schoffies
voor draaideuren
wachten op wie hun biertjes koopt

“het wisselgeld mag u houden”

de duwster van een kinderwagen
blèrt in de telefoon
welke ziektes hij kan krijgen

een baardaap zwaait met zijn krant
en prevelt een onverstaanbaar alfabet

op een dakterras blaast een rotkind
bellen in zijn yoghurtdrank
hij heeft het allemaal best begrepen
de kleinzielige wereld daar beneden

als je goed kijkt
zijn het allemaal bellen
het is wachten
tot er een knapt